Buitenschoolse kinderopvang blijft in Nerem

De voormalige tennishal van Plinius wordt verbouwd en krijgt een aangepaste bestemming. De nv Plinius krijgt de opdracht om de Mulkenhal te verbouwen voor de huisvesting van buitenschoolse kinderopvang, speelpleinwerking en jongerencentrum met repetitieruimte. Het dossier wordt op 29 juni 2015 voorgelegd aan de gemeenteraad.

In antwoord op mijn vraag of héél de stedelijke buitenschoolse kinderopvang zal verhuizen naar de Mulkenhal, liet de voorzitter van NV Plinius, Guy Schiepers, mij vandaag formeel weten dat enkel de stedelijke buitenschoolse kinderopvang langs de Gasthuisbosdreef zal verhuizen naar de Mulkenhal.

De stedelijke buitenschoolse kinderopvang te Nerem BLIJFT dus in Nerem!

‘De tijd is rijp om het basisinkomen uit de welles-nietessfeer te halen’

Nele Lijnen en Françoise Chombar
Nele Lijnen en Françoise Chombar
Federaal parlementslid voor Open VLD en CEO van technologiebedrijf Melexis

‘De tijd is rijp om het basisinkomen uit de welles-nietessfeer te halen’

‘Meer dan ooit lijkt het idee om inkomen van arbeid los te koppelen een weloverwogen keuze of zelfs een logisch vervolg op de welvaarts- en verzorgingsstaat’, schrijven Nele Lijnen (Open VLD) en Françoise Chombar (Melexis).

'De tijd is rijp om het basisinkomen uit de welles-nietessfeer te halen'

© iStock

Nu de nieuwe Finse regering een pilootproject met het basisinkomen heeft opgenomen in haar regeerakkoord, lijkt de tijd rijp om het debat rond dat basisinkomen uit de welles-nietessfeer te halen. Meer dan ooit lijkt het idee om inkomen van arbeid los te koppelen een weloverwogen keuze of zelfs een logisch vervolg op de welvaarts- en verzorgingsstaat.

Want om werkelijk vrij te kunnen leven, moet een mens onafhankelijk zijn. Dat vereist bestaanszekerheid. De meesten halen die zekerheid uit de inkomsten die ze via hun beroep ontvangen. Een beroepsinkomen betekent dus vrijheid en zelfstandigheid. Maar de enorme toename van de welvaart heeft evenwel niet geleid tot een evenredige toename van de bestaanszekerheid.

 De verklaring daarvoor is eenvoudig: in geen enkele economie ter wereld heeft iedereen werk. Dat zou pas geweldig zijn! Maar zelfs al zou de economie de optimale vacaturecreator zijn, dan nog is de arbeidsmarkt niet onfeilbaar. Hij “ruimt zichzelf zelden spontaan”, om het in economische termen te zeggen. Vraag en aanbod zijn nooit perfect op elkaar afgestemd.

Robots vervangen mensenhanden

De impact van nieuwe technologieën speelt hierbij een grotere rol dan we op het eerste zicht zouden denken. Waar de industrialisering nog zorgde voor een enorme toename aan werkgelegenheid, doen hedendaagse technologieën in heel wat sectoren het aantal nodige werkkrachten inkrimpen. Waar de oude VW Kever van je opa vroeger nog bijna volledig door pure mankracht werd geassembleerd, gebeurt het overgrote deel van het fabricageproces van een VW Golf nu door machines en robots.

En het gaat niet alleen om routinematige jobs. Tom Kenis noemde dat onlangs in MO*online de vierde technologische revolutie: computers nemen vandaag ook de intellectuele jobs over. Er zullen in onze maatschappij dus altijd wel mensen zijn – laag- of hooggeschoold – wiens bestaanszekerheid potentieel in het gedrang komt. Pas afgestudeerde werkzoekenden die er ondanks verwoede pogingen maar niet in slagen om een job te vinden, 50-plussers die maar geen werk vinden wegens ‘te oud en te duur …

Het basisinkomen dicht de mazen van het net dat de gebrekkige arbeidsmarkt nu is. Het lijkt haast utopisch dat iedereen zomaar recht zou hebben op gratis geld. Het is echter niet nieuw. Zo vinden we reeds varianten op het idee terug bij filosofen en economen eeuwen geleden. Maar ook vandaag gaat het basisinkomen opnieuw vlot over de tongen. Niet zo lang geleden zond Panorama er een interessante reportage over uit. In onze buurlanden leeft het concept. Bij onze noorderburen hebben partijen als D66 en GroenLinks er zich alvast positief over uitgesproken. De Nederlandse econoomMarcel Canoy deed een tijdje geleden zijn plannen uit de doeken om in Leeuwarden (Friesland) een eerste experiment op te zetten. De Zwitserse bevolking mag zich hopelijk in 2016 uitspreken over het basisinkomen via een referendum. En de Finnen hebben hun voornemens nu dus ook hard gemaakt.

Onvoorwaardelijk

Men verwart een basisinkomen vaak met een werkloosheidsuitkering of een leefloon. In tegenstelling tot die 2 voorbeelden is een basisinkomen onvoorwaardelijk. Je hoeft niet in het verleden al gewerkt te hebben, zwaar ziek te zijn of gewoon stokoud om er recht op te hebben. Een basisinkomen moet universeel, individueel en onvoorwaardelijk zijn. Het geeft je basiszekerheid en complete vrijheid om datgene in je leven te doen wat je ook echt wilt doen. Stimuleert zo’n basisinkomen luiheid en profitariaat in de samenleving? Wel integendeel. Rutger Bregman wijdt er een passage aan in zijn boek “Gratis geld voor iedereen”. Hij verwijst er ondermeer naar studies over het gedrag van lottowinnaars die aantonen dat het merendeel van de winnaars er niet voor zal kiezen om te stoppen met werken. Ze zullen hoogstens wat meer tijd doorbrengen met hun gezin of op zoek gaan naar een werk dat ze liever willen doen. Vanaf een bepaalde drempel schenkt de financiële verloning slechts een fractie van wat we als mens echt willen: voldoening; eigenwaarde; geluk.

Van compenserend naar emanciperend

En hoe gaan we dat financieren? Proficiat, u heeft de eerste mentale horde al genomen. Waar we het eerst over eens moeten worden is dat er nood is aan een nieuw systeem. Geen “janboel aan koterijen” die onze sociale zekerheid door de jaren heen verworden is, aldus Tom Kenis op MO*.be Geen systeem dat vooral beperkingen en controles oplegt maar een eenvoudig, transparant en eerlijk nieuw systeem. Van een compenserend systeem naar een emanciperend systeem. Een vrijheidsinkomen voor elk individu, vanaf het moment dat je “bent” tot je er niet meer “bent”.

Hoe hoog moet dat zijn en hoe gaan we dat betalen? Meerdere berekeningen tonen aan dat het voor ons land financieel haalbaar is dus laten we ons daarop concentreren, op de volgende horde. Het gaat er dan niet meer om of we het moeten doen, maar hoe we het zullen doen.

Zolang het maar over vrijheid en flexibiliteit gaat maar het moet vooral universeel, individueel en onvoorwaardelijk zijn. Dat heet voortschrijdend inzicht van onze maatschappij.

AGENDA van de gemeenteraad van maandag 29 juni om 20u30 in het AC Praetorium

Winkelleegstand in Vlaanderen is met bijna 10 % gestegen

17 juni 2015.- De winkelleegstand in Vlaanderen is met bijna 10% gestegen. Lydia Peeters vraagt dat Vlaanderen de steden en gemeenten steunt in hun strijd tegen de leegstand.

“De detailhandel staat onder zware druk. Als we nu niet ingrijpen, dreigt de leegstand alleen maar groter te worden,” zegt Lydia Peeters. De minister belooft om met steden en gemeenten in dialoog te gaan en na te gaan hoe Vlaanderen hen het beste kan helpen.

Onderzoeksbureau Idea Consult heeft een grootschalig onderzoek gevoerd naar hoe het gesteld is met de handelszaken in de Vlaamse winkelstraten. Conclusie: in Vlaanderen stond vorig jaar 934.000 vierkante meter winkeloppervlakte leeg, ofwel het equivalent van ruim 130 voetbalvelden. “Maar vooral, de trend is stijgend en dat baart ons grote zorgen,” zegt Lydia Peeters. “Vooral in winkelkernen in steden en gemeenten neemt de leegstand toe.”

Strijd nog niet gestreden

De voorbije jaren werden heel wat initiatieven genomen door de Vlaamse regering om steden en gemeente te helpen in hun strijd tegen winkelleegstand. “Steden en gemeenten die kernversterkende maatregelen namen, konden rekenen op een Vlaamse subsidie. De cijfers tonen aan dat de strijd nog niet gestreden is. Daarom lijkt het aangewezen om opnieuw een oproep te lanceren naar de gemeenten en subsidies te geven,” zegt Peeters, die de minister van werk ondervroeg in het Vlaams Parlement.

Minister Muyters beloofde alvast te gaan luisteren bij de steden en gemeenten om zo na te gaan hoe hij hen het beste kan helpen in hun strijd tegen de leegstand. “Het is goed dat de minister zijn oor te luisteren gaat leggen. Het zullen in de eerste plaats de lokale besturen zijn die de leegstand moeten aanpakken en moeten investeren in kernversterking. Maar er moeten na die consultatieronde wel concrete engagementen komen, zegt Lydia Peeters.

Patrick Dewael vroeg de regering om de Armeense genocide te erkennen

18 juni 2015  Vanmiddag vroeg Kamerfractieleider Patrick Dewael aan de regering om de Armeense genocide als dusdanig officieel te erkennen. “Niet met een beschuldigende vinger, maar om verzoening mogelijk te maken. Want het ergste wat er kan gebeuren voor de slachtoffers, is dat hun lot wordt verzwegen, vergeten, of nog erger: ontkend.”
100 jaar geleden begon in het toenmalige Ottomaanse Rijk de Armeense genocide. Verspreid over enkele jaren werden 1 tot 1,5 miljoen Armeniërs en leden van andere minderheden van het leven beroofd. De mannelijke bevolking werd tot dwangarbeid gedwongen en uitgemoord, vrouwen, kinderen, ouderen en zieken werden gedeporteerd en op dodenmars gestuurd.

Patrick Dewael: “Deze feiten passen volledig en ontegensprekelijk in de genocidedefinitie van de Verenigde Naties. Het was een doelgerichte volkenmoord, met een motief en permanente betekenis. Nochtans moet ik vaststellen dat sommigen vandaag blijkbaar nog altijd moeite hebben om de feiten zo te omschrijven. Dat men mensen en gemeenschappen tegen elkaar wil opzetten.”

De liberale fractieleider maakte duidelijk dat zijn partij en hijzelf geen nood hebben aan verbloemende termen, of ontwijkende antwoorden: “Dit wás een genocide. En het is belangrijk dat wij dat als land ook onomwonden zeggen. Om meerdere redenen. Zo erkennen we het recht van Armeniërs om dit trauma een plaats te geven in de geschiedenis. Zo kunnen we ons gezamenlijk verzetten tegen iedere vorm van xenofobie en extreem nationalisme. Zo kunnen de volkeren zich met mekaar verzoenen, want de erkenning van de misdaden en de vergissingen uit het verleden zijn daar een belangrijke voorwaarde voor.”

Het Europees parlement erkende de feiten als genocide in ’87, de Senaat deed dit in ’98, en ook u nam onlangs in een interview op RTBF het woord genocide in de mond. Dewael vroeg aan premier Michel om namens de Belgische regering in het parlement de feiten van 100 jaar geleden te kwalificeren als genocide. “Dit om de geschiedenis onder ogen te zien, verzoening mogelijk te maken. Niet om de vraag naar verantwoordelijkheid of schuld te beantwoorden. Anno 2015 is niemand die rechtstreeks betrokken was bij de gebeurtenissen nog in leven.”

Premier Michel stelde helder dat de tragische gebeurtenissen uit 1915-1917 in het toenmalige Ottomaanse Rijk als genocide moeten worden bestempeld. Dat is ook de positie van de Belgische regering. Hij benadrukte het belang van tolerantie, respect en verzoening.

Dewael noemde deze erkenning door de premier en regering historisch. “Dit is een krachtig signaal naar alle burgers, overal ter wereld. We moeten de feiten nu eenmaal durven benoemen. Door onze wereldgeschiedenis –mét haar zwarte bladzijden- te aanvaarden, kunnen we verder gaan én voorkomen dat de geschiedenis zich herhaalt.

Het ergste wat er kan gebeuren voor de slachtoffers, is dat hun lot wordt verzwegen, vergeten, of nog erger: ontkend.”

Minder leegstand van winkels in Tongeren dan in Bilzen en in Sint-Truiden

In “De Standaard” en “Het Nieuwsblad” van woensdag 17 juni 2015 verscheen een artikel over de leegstand van winkels in 2014, gebaseerd op het rapport “Detailhandel in Vlaanderen” van het onderzoeksbureau Idea Consult.
Wat Limburg betreft vermeldt het artikel de volgende cijfers inzake leegstaande winkels per gemeente in 2014:
1) Limburgse gemeenten met een leegstand van winkels van meer dan 15%: Neerpelt, Leopoldsburg, Ham, Zutendaal, Halen, Heers, Voeren
2) Limburgse gemeenten met een leegstand van winkels van 12% tot 15%: Beringen, Maaseik, Kinrooi, Dilsen-Stokkem, Lanaken
3) Limburgse gemeenten met een leegstand van winkels van 10,5% tot 12%: Sint-Truiden, Bilzen, Heusden-Zolder, Bocholt
4) Limburgse gemeenten met een leegstand van winkels van 9% tot 10,5%: Hasselt, Genk, Maasmechelen, Opglabbeek, Borgloon, Hoeselt, Tongeren
5) Limburgse gemeenten met een leegstand van winkels van 7,5% tot 9%: Lommel, Hechtel-Eksel, Nieuwerkerken, Alken, Diepenbeek.
Enkele conclusies:
* Tongeren behoort tot de steden en gemeenten met een leegstand van winkels tussen 9% en 10,5%.
*Van de 14 Zuidlimburgse gemeenten kennen ENKEL de landelijke gemeenten Gingelom, Wellen, Kortessem, Riemst en Herstappe minder leegstand dan Tongeren.
*Van de 3 grote Zuidlimburgse steden kennen Bilzen en Sint-Truiden leegstand tussen 10,5% en 12%: MEER leegstand dus dan Tongeren.
*Tongeren kent EENZELFDE percentage en dus NIET MEER leegstand als de twee Limburgse centrumsteden Hasselt en Genk (beide, net als Tongeren, met een leegstand tussen 9% en 10,5%).
* Tongeren kent niet alleen MINDER leegstand dan Bilzen en dan Sint-Truiden maar ook BEDUIDEND MINDER dan de andere middelgrote Limburgse steden Maaseik en Beringen (beide met een leegstand tussen 12% en 15%).
* Van de grotere Limburgse steden kent ENKEL Lommel minder leegstand dan Tongeren.

Burgemeester Dewael legde eerste steen voor woonproject Heuveldal

Op de Heurkensberg nabij het ziekenhuis Vesalius in Berg bouwt Skyline Limburg 120 woningen en 40 appartementen. Het woonproject kreeg de toepasselijke naam van Heuveldal.

Het woonerf wordt op een heuvelachtig terrein, goed acht hectare groot, gerealiseerd. “We moeten een niveauverschil van maar liefst 18 meter overwinnen”, zegt Michel Delva van Skyline. De zowat 500 mensen die daar komen wonen – een klein dorp eigenlijk – kijken uit op het sterk golvend, afwisselend en groen landschap van Haspengouw. Momenteel zijn de werken voor de eerste fase waarin 44 en 33 appartementen gestart. Vandaag wordt de eerste steen gelegd door burgemeester Dewael. 45 woningen zijn al verkocht. “De straten zijn aangelegd volgens het patroon dat eigen is aan Romeinse steden”, aldus Delva. De 160 woningen zullen als de werken volgens plan verlopen tegen 2020 instapklaar zijn. Met Heuveldal realiseert Skyline Limburg het grootste project in z’n bestaan. Kostprijs: meer dan 30 miljoen euro.

(“Het Laatste Nieuws”)

Hernieuwing van de milieuvergunning

De milieureglementering (VLAREM I) bepaalt dat de aanvraag tot hernieuwing van een milieuvergunning moet gebeuren tussen de achttiende en de twaalfde maand vóór het verstrijken van de lopende vergunning. In dat geval mag de exploitatie voortgezet worden, zelfs ná het verstrijken van de lopende vergunning en dit tot de definitieve beslissing over de aanvraag tot hernieuwing van de vergunning is genomen.

Het stadsbestuur vraagt de Tongerse exploitanten om hun aanvraag voor hernieuwing tijdig in te dienen.

Meer info via de milieudienst van de stad Tongeren: 012 800 153 of 012 800 157.

Volksvertegenwoordiger Tim Vandenput over de Benelux

“De Benelux lijkt een idee uit het verleden, maar ze is ook vandaag nog meer dan actueel. De landen van de Benelux vormen samen een markt van 28 miljoen consumenten, een gemeenschappelijke economie van meer dan 1 biljoen euro. Daarmee evenaren we Zuid-Korea! Laten we ook niet vergeten dat de Benelux altijd een katalysator is geweest van verdere Europese integratie.” (Tim Vandenput, Volksvertegenwoordiger Open Vld, Burgemeester van Hoeilaart)

Gemeenteraad is niet bevoegd voor dienstenchequebedrijf To Do

Gemeenteraad van 26 mei 2015 – Agendapunt 2: Voorstel van de Burger – Mijn tussenkomst als voorzitter van de gemeenteraad

“Collega’s

Wij moeten vaststellen of de gemeenteraad al dan niet bevoegd is in deze aangelegenheid.
Ik dien daarbij de aandacht van de raadsleden te vestigen op een aantal gegevens. Ik vat deze samen in zeven punten.

(1)
De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten Steden en Gemeenten stelt, in verband met de bevoegdheid van gemeenten met betrekking tot PWA-DCO, het volgende (ik citeer): “Beslissingen over PWA of PWA-DCO’s dienen genomen te worden op de Raad van Bestuur of de Algemene Vergadering van het PWA-DCO. De gemeente heeft geen bevoegdheden inzake PWA-DCO materie.” (Einde citaat).

Was getekend: Lize Hermans, Stafmededewerker van de de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. Mevrouw Hermans is daarnaast ook de secretaris van de Raad van Bestuur van het Vlaams Platform PWA/PWA-DCO.

Dit standpunt van de VVSG lijkt mij zeer duidelijk en voor geen enkele interpretatie vatbaar.

(2)
Het Gemeentedecreet, dat bepalend is voor het functioneren van de gemeenten en de werking van de gemeentelijke organen bevat, géén énkele verwijzing naar de PWA’s.

In maart 1994 voerde toenmalig Minister Miet Smet de verplichting in om in elke gemeente een PWA op te richten. Belangrijk hierbij is dat in hoofde van de gemeente enkel de verplichting bestaat om een PWA op te richten en hierin bestuurders aan te duiden.

De gemeenten hebben echter geen rechtstreeks toezicht op het PWA. Zij vaardigen enkel een aantal door de gemeenteraad aangeduide vertegenwoordigers af in de bestuursorganen van het PWA. Het PWA heeft niet de verplichting om rekeningen, begrotingen of belangrijke beslissingen aan de gemeenteraad ter bekrachtiging voor te leggen, wat bijvoorbeeld voor gemeentelijke VZW’s, extern verzelfstandigde agentschappen of intercommunales wél het geval is. Er bestaat ook geen beheersovereenkomst tussen de gemeente en het PWA.

(3)
Er bestaat geen enkele wettelijke verplichting voor gemeenten om een dienstenchequebedrijf op te richten. De oprichting van het dienstenchequebedrijf TO DO is gebeurd op eigen initiatief en eigen riscico van de toenmalige bestuurders van het PWA, zonder akkoord van de gemeenteraad. Het zou dan ook absoluut onlogisch zijn dat de gemeenteraad vandaag gevat wordt met een vraag om een beslissing te nemen over een onderneming die de gemeente niet heeft opgericht of waarover de gemeente ook geen enkele zeggenschap heeft.

(4)
De PWA’s werden opgericht onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk (VZW). De goedkeuring van de statuten is gebeurd op de eerste algemene vergadering van de vzw PWA, dus niet door de gemeenteraad. Dit brengt mee dat de gemeente niet bevoegd is over PWA-aangelegenheden. In deze logica hebben gemeenteraadsleden bijvoorbeeld ook geen inzagerecht in de documenten en stukken van het PWA.

(5)
Ik dien ook uw aandacht te vestigen op het gegeven dat het PWA Tongeren zelf bevestigd heeft, met name in een brief van januari 2012, aan de Stad Tongeren, waarin men kan lezen (ik citeer): “In principe zijn wij niet schatplichtig aan de gemeente, toch hebben wij begrip voor uw bezorgdheid.”

(6)
Ook geef ik de gemeenteraad ter overweging mee dat, indien we de gemeenteraad zeggenschap zouden geven over activiteiten of beslissingen van het PWA, in casu de overdracht van TO DO, dit een miskenning zou zijn van de rechten van de leden die de Nationale Arbeidsraad in de Algemene Vergadering en in de Raad van Bestuur van de VZW vertegenwoordigen. Deze vertegenwoordigers van de werknemers- en werkgeversorganisaties zetelen in de Raad van Bestuur en in de Algemene Vergadering van de VZW PWA met evenveel leden als diegenen die door de gemeenteraad zijn aangeduid. Welnu, de gemeenteraad is in geen enkel opzicht gemachtigd om de wettelijke exclusieve bevoegdheid van om het even welke bestuurder van de VZW te negeren.

(7)
De PWA’s zijn opgericht onder de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk (de VZW’s). Dié VZW-wetgeving moet dus gevolgd worden.
Uit de VZW-wetgeving blijkt dat de Raad van Bestuur verantwoordelijk is voor het besturen van de VZW. De Raad van Bestuur heeft ook de wettelijke verplichting om te handelen wanneer de financiële gezondheid van de VZW in gevaar komt.

De gemeenteraad is dus niét bevoegd en niét verantwoordelijk voor het besturen van de VZW en de gemeenteraad kàn dus ook géén beslissingen nemen over het bestuur van de VZW.
Enkel de leden van de Raad van Bestuur, die overigens aansprakelijk zijn voor de beslissingen die zij nemen of – bij uitbreiding – nalaten te nemen, kunnen dit doen.

Gelet op deze elementen kan ik niet anders dan vaststellen dat de gemeenteraad niet bevoegd is en dus niet kan beslissen over het ingediende voorstel. Overeenkomstig het Gemeentedecreet nodig ik de gemeenteraad uit hierover te beslissen: dus omtrent het al dan niet bevoegd zijn van de gemeenteraad in deze aangelegenheid.”